Eerste Dublette
Event ID: 178
Categorieën:
02 april 1917
Source ID: 4
“Eerste duplicaat 2 april 1917 was weer een hete dag voor mijn squadron. Vanaf mijn positie konden we het trommelvuur duidelijk horen en het was vandaag weer erg hevig. Ik lag nog in bed toen mijn jongen binnen kwam stormen met de uitroep: “Luitenant, de Engelsen zijn al hier!” Ik kijk uit het raam, nog steeds een beetje slaperig, en ja hoor, mijn lieve vrienden cirkelen al over het plein. Ik stapte uit bed, trok mijn kleren aan en ik was één. Mijn rode vogel was klaar voor het ochtendwerk. Mijn monteurs wisten dat ik dit gunstige moment niet ongebruikt voorbij zou laten gaan. Alles was klaar. Snel de warming-up pads aan en daar gingen we. Ik startte als laatste. Mijn andere kameraden stonden veel dichter bij de vijand. Ik was al bang dat mijn uitbrander me zou ontglippen, zodat ik van een afstandje zou moeten toekijken hoe enkele luchtgevechten zich voor mijn ogen afspeelden. Plotseling dacht een van de brutale klanten me omver te duwen. Ik laat hem rustig naderen en een vrolijke dans begint. Al snel vliegt mijn tegenstander op mijn rug, [123]al snel doet hij dit, al snel dat. Het was een tweepersoons gevechtsvliegtuig. Ik zat bovenop hem en ik had dus al snel door dat hij me niet echt kon ontsnappen. Tijdens een pauze in de gevechten overtuigde ik mezelf ervan dat we alleen tegenover elkaar stonden. Dus, wie beter schiet, wie rustiger is en een beter overzicht heeft op het moment van gevaar, wint. Het duurde niet lang of ik had hem neergedrukt zonder echt serieus te hebben geschoten, op zeker twee kilometer van het front. Ik denk dat hij wil landen, maar ik heb mijn tegenstander verkeerd ingeschat. Plotseling zie ik hem, slechts een paar meter boven de grond, plotseling weer recht vooruit vliegen en proberen van me weg te komen. Dat was te kleurrijk voor mij. Ik viel hem opnieuw aan, zo laag dat ik bijna bang was de huizen van een dorp onder me te raken. De Engelsman verdedigde zich tot het laatste moment. Op het laatst voelde ik een klap in mijn machine. Maar nu liet ik niet meer los, nu moest hij vallen. Hij rende op volle snelheid een huizenblok in. Er was niet veel meer over. Het was weer een geval van briljant snijden. Hij verdedigde zich tot het laatst. Maar naar mijn mening was het uiteindelijk meer domheid van zijn kant. Het was weer het punt waar ik een [124]lijn trek tussen slimheid en domheid. Hij moest tenslotte ten onder gaan. Dus moest hij zijn stommiteit met zijn leven bekopen. * Ik keerde zeer tevreden terug met de prestaties van mijn roodstalen ros tijdens het ochtendwerk. Mijn kameraden waren nog in de lucht en waren erg verrast toen we elkaar bij het ontbijt ontmoetten en ik hen kon vertellen over mijn nummer tweeëndertig. Een erg jonge luitenant had zijn eerste neergeschoten, we waren erg geamuseerd en voorbereid op nieuwe gevechten. Ik haalde mijn gemiste ochtendtoilet in. Een goede vriend – luitenant Voss van het Boelcke gevechtssquadron – komt me bezoeken. We maken een praatje. Voss had de dag ervoor zijn drieëntwintigste voltooid. Hij stond dus het dichtst bij me en is op dit moment waarschijnlijk mijn felste concurrent. Omdat hij naar huis zou vliegen, wilde ik hem nog even vergezellen. We nemen een omleiding over het front. Het weer was eigenlijk heel slecht geworden, dus we konden er niet van uitgaan dat we geluk zouden hebben. Dichte wolken onder ons. Voss, die onbekend was met het gebied, begon zich al ongemakkelijk te voelen. Boven Arras ontmoette ik mijn broer, die ook bij mijn squadron hoort en [125]zijn squadron was kwijtgeraakt. Hij voegde zich ook bij ons. Hij wist dat ik het was (rode vogel). We zien daar vandaan een squadron naderen. Het flitst meteen door mijn hoofd: “Nummer drieëndertig!” Hoewel het negen Engelsen waren en op hun grondgebied, gingen ze het gevecht liever uit de weg. (De volgende keer moet ik van kleur veranderen.) Maar we haalden ze wel in. Een snelle machine is het belangrijkste. Ik ben het dichtst bij de vijand en val de achterste aan. Tot mijn grote vreugde realiseer ik me dat hij op het punt staat het gevecht met mij aan te gaan, en met nog groter plezier dat zijn kameraden hem in de steek laten. Ik heb hem dus al snel in mijn eentje. Het is dezelfde man met wie ik ’s ochtends te maken had. Hij heeft het me niet gemakkelijk gemaakt. Hij weet wat belangrijk is en bovenal kon hij goed schieten. Tot mijn verdriet kon ik dit achteraf vrij nauwkeurig vaststellen. De gunstige wind komt me te hulp en duwt ons beide jagers over onze linies. De vijand realiseert zich dat het niet zo makkelijk is als hij dacht en verdwijnt in een duikvlucht in een wolk. Het was bijna zijn redding. Ik duw hem achterna, kom onderaan uit en – de man moet een vliegende start hebben – op wonderbaarlijke wijze bevind ik me vlak achter hem. Ik schiet, hij schiet, maar geen tastbaar resultaat. Daar – ik heb hem eindelijk geraakt. Ik zie het aan de witte waas van benzine die achter zijn machine blijft hangen. Hij moet aan het landen zijn, want zijn motor stopt. Maar hij was een koppig kereltje. Hij moest zich realiseren dat zijn geluk op was. Als hij nog verder schoot, kon ik hem meteen doodschieten, want we zaten nu nog maar driehonderd meter hoog. Maar de man verdedigde zich net als die van vanmorgen tot hij beneden landde. Nadat hij geland was, vloog ik nog een keer over hem heen op tien meter hoogte om te zien of ik hem doodgeschoten had of niet. Wat doet de man? Hij pakt zijn machinegeweer en schiet het hele vliegtuig overhoop. Voss zei achteraf tegen me dat als hem dat was overkomen, hij hem daarna op de grond had doodgeschoten. Eigenlijk had ik dat ook moeten doen, want hij had zich nog niet overgegeven. Overigens was hij een van de weinige gelukkigen die in leven bleef. Ik vloog heel gelukkig naar huis en kon mijn drieëndertigste vieren.”
Comments (0)