MvR vliegt naar het hoofdkwartier om keizer Wilhelm II, Ludendorff en Hindenburg te ontmoeten
Event ID: 207
Categorieën:
01 mei 1917
Source ID: 4
“Vlucht naar huis Vijftig zijn neergeschoten. Ik dacht dat tweeënvijftig beter was. Daarom heb ik er op dezelfde dag nog twee neergeschoten. Het ging eigenlijk tegen de afspraak in. Ik had er eigenlijk maar eenenveertig mogen hebben; iedereen kan raden waarom het getal eenenveertig eruit kwam, maar juist daarom wilde ik het vermijden. Ik ben geen recordbreker; in feite vestigen we geen records in het vliegende squadron. Je doet gewoon je plicht. Boelcke zou er honderd hebben neergeschoten als het ongeluk hem niet was overkomen. En veel andere goede gesneuvelde kameraden hadden een heel ander aantal kunnen halen als zijn plotselinge dood hem daar niet van had weerhouden. Maar een half honderd is toch leuk. Nu had ik er eindelijk vijftig gehaald voordat ik met verlof ging. Ik hoop dat ik mijn tweede vijftig nog kan vieren. In de avond van diezelfde dag ging de deurbel en niets minder dan het “Grote Hoofdkwartier” wilde me spreken. Ik vond het erg leuk om op deze manier met het “Grote Huis” verbonden te zijn. Ik kreeg onder andere het aangename nieuws dat Zijne Majesteit de wens had geuit om mij persoonlijk te spreken en de dag werd meteen aangekondigd: 2 mei. Dit vond echter plaats op 30 april om negen uur ’s avonds. Het zou niet meer mogelijk zijn geweest om de wens van de Hoogste Krijgsheer per trein te vervullen. Dus gaf ik er de voorkeur aan om de reis per vliegtuig te maken, wat ook veel prettiger is. De volgende ochtend vertrokken we, niet in mijn eenzitter “Le petit rouge”, maar in een grote, dikke tweezitter. Ik zat achterin, dus niet bij de “stick”. In dit geval moest luitenant Krefft, ook een van de heren in mijn gevechtssquadron, werken. Hij stond op het punt om met verlof te gaan, dus het paste perfect. Het betekende ook dat hij sneller thuis was. Hij had er geen hekel aan. Mijn vertrek was een beetje een hoofdpijn. Ik kon niets anders dan mijn tandenborstel meenemen in het vliegtuig, dus ik moest me kleden zoals ik me op het hoofdkwartier zou moeten presenteren. En een militaire soldaat in het veld heeft niet veel mooie kleren, tenminste niet zo’n arm varken in de frontlinie als ik. Mijn broer nam de leiding van het eskader over. Ik nam kort afscheid, want ik hoopte snel mijn taken te kunnen hervatten in het gezelschap van deze lieve mensen. De vlucht ging nu over Luik, Namen naar Aken en Keulen. Het was fijn om door de luchtzee te vliegen zonder aan oorlog te denken. Het was prachtig weer, iets wat we lang niet hadden gehad. Er was zeker veel te doen aan het front vandaag. Binnenkort zullen onze eigen vastgebonden ballonnen niet meer zichtbaar zijn. Steeds verder weg van het gedonder van de gevechten om Arras. Onder ons, beelden van vrede. Reizende stoomboten. Een D-trein suist door het terrein, we halen hem met gemak in. De wind is in ons voordeel. De aarde lijkt zo plat als een dorsvloer. De prachtige Maasbergen zijn onherkenbaar als bergen. Je herkent ze niet eens aan hun schaduwen, omdat de zon bijna verticaal staat. Je weet alleen dat ze er zijn, en met een beetje fantasie kun je zelfs in hun koele kloven kruipen. Het werd een beetje laat en dus kwamen we rond het middaguur aan. Een wolkenlaag verzamelde zich onder ons en bedekte de aarde volledig. We oriënteerden ons op de zon en het kompas en vlogen verder. We begonnen echter een hekel te krijgen aan de nabijheid van Nederland en dus maakten we liever weer contact met de grond. We gaan onder de wolken door en zijn op dit moment boven Namen. Nu gaan we verder naar Aken. We slaan Aken over en bereiken Keulen rond lunchtijd. De stemming in ons vliegtuig was opgewekt. We hadden een lange vakantie voor de boeg, naast het prachtige weer, het succes dat we in ieder geval Keulen hadden bereikt en de zekerheid dat, zelfs als ons nu iets zou overkomen, we nog steeds het Grote Hoofdkwartier zouden kunnen bereiken. We waren in Keulen per telegraaf aangekondigd, dus we werden daar verwacht. De dag ervoor had mijn tweeënvijftigste luchtoverwinning in de krant gestaan. De ontvangst was daarna hetzelfde.
De drie uur durende vlucht bezorgde me een beetje hoofdpijn, dus ik deed liever een dutje voordat ik aankwam in het Grand Headquarters. We vlogen nu een heel eind langs de Rijn vanaf Keulen. Ik kende de route. Ik had hem al vaak afgelegd, met de stoomboot, de auto en de trein, en nu met het vliegtuig. Wat was het mooiste deel? Dat is moeilijk te zeggen. Natuurlijk zie je bepaalde details beter vanuit de stoomboot. Maar het algemene uitzicht vanuit het vliegtuig is ook niet te versmaden. De Rijn heeft een speciale charme, zelfs van bovenaf. We vlogen niet te hoog om het gevoel van de bergen niet helemaal te verliezen, want dat is waarschijnlijk het mooiste aan de Rijn, de enorme, beboste hoogten, de kastelen, etc. We konden de individuele huizen natuurlijk niet zien. Natuurlijk konden we de individuele huizen niet zien. Het is jammer dat je niet snel of langzaam kunt vliegen. Ik zou zeker de langzaamste versnelling hebben gekozen. Het ene mooie plaatje na het andere verdween veel te snel. Als je hoger vliegt, heb je niet het gevoel dat je heel snel reist. In een auto of een D-trein bijvoorbeeld lijkt de snelheid enorm, terwijl het in een vliegtuig altijd langzaam aanvoelt als je eenmaal een bepaalde hoogte hebt bereikt. Je merkt het pas echt als je vijf minuten niet naar buiten hebt gekeken en je dan plotseling weer oriënteert. Het beeld dat je even daarvoor nog in je hoofd had, is ineens compleet veranderd. Wat je onder je zag, zie je ineens onder een hoek die totaal onherkenbaar is. Daarom kun je zo snel gedesoriënteerd raken als je even niet oplet. We kwamen dus ’s middags aan bij het grote hoofdkwartier en werden hartelijk verwelkomd door een paar kameraden die ik kende en die daar in de “grote zaal” moesten werken. Ik heb echt medelijden met ze, de inktspionnen. Ze hebben maar de helft van de lol van de oorlog. Eerst bracht ik verslag uit aan de bevelvoerende generaal van de luchtmacht. De volgende ochtend was het grote moment waarop ik zou worden voorgesteld aan Hindenburg en Ludendorff. Ik moest een hele tijd wachten. Ik kan de details van de ontvangst niet echt beschrijven. Eerst meldde ik me bij Hindenburg, daarna bij Ludendorff. Het is een griezelig gevoel in de kamer waar over het lot van de wereld wordt beslist. Ik was dan ook heel blij toen ik de “Große Bude” weer achter me had en ’s middags met Zijne Majesteit mocht ontbijten. Ik was vandaag jarig en iemand had het Zijne Majesteit waarschijnlijk verteld, dus feliciteerde hij me. Eerst met mijn succes en daarna met mijn vijfentwintigste verjaardag. Ik werd ook verrast met een klein verjaardagscadeau. Vroeger had ik nooit durven dromen dat ik op mijn vijfentwintigste verjaardag rechts van Hindenburg zou zitten en genoemd zou worden in een toespraak van de veldmaarschalk.”
Comments (0)